Het waterbeheer in Nederland: grenzen van de maakbaarheid van ons land zijn bereikt
‘Op een nieuwe fysiografische landkaart hebben we de vijf ontwikkelingen in beeld gebracht. Hierbij hebben we voor drie belangrijke maatschappelijke functies – grootschalige woon- en werklocaties, natte natuur en landbouw – aangegeven welke gebieden meer of minder geschikt zijn. Voor grootschalige woningbouw, bijvoorbeeld, zijn grote delen van het Groene Hart niet geschikt. Dit materiaal kan een leidraad zijn voor de discussie over de toekomstige inrichting van Nederland: waar is het in de toekomst nog echt veilig wonen?
Grenzen aan de maakbaarheid
De grenzen van de maakbaarheid in ons land zijn bereikt. De afgelopen decennia hebben waterbeheerders binnen de gegeven klimaatomstandigheden zo goed mogelijk hun werk gedaan, maar het einde is in zicht. Zeker in het westen van Nederland zijn we in een vicieuze cirkel beland. We vestigden ons eeuwen geleden in dit laaggelegen land, gingen ons beschermen tegen het water. We durfden daarop weer meer te investeren in onze leefomgeving, waarna het gevoel van kwetsbaarheid opnieuw toenam. Hoezeer de ingenieurs ook sleutelen, op een gegeven moment is dit een doodlopende weg. Zeker wanneer je voor grote opgaven staat zoals die van de woningbouw. De ruimtelijke ordening moet zich gaan schikken naar de beschikbare mogelijkheden in plaats van andersom. We moeten stoppen met het doorbouwen in laaggelegen gebieden. Dat gaat niet nog eens driehonderd jaar goed.
De ruimtelijke ordening moet zich gaan schikken naar de beschikbare mogelijkheden in plaats van andersom
Integrale oplossing
Wij zeggen als wetenschappers niet hoe het moet, maar kunnen wel zaken doorrekenen en consequenties van keuzes laten zien. Zo berekenden we tien jaar geleden samen met het Planbureau voor de Leefomgeving dat veel waterproblemen opgelost worden als Nederland nog vooral bouwt op de hogergelegen zandgronden. Maar in eerste instantie is het toch de Rijksoverheid die met meer regie en met een landelijke planning de handschoen moet oppakken. Met het overheidsprogramma Ruimte voor de Rivier is dat goed gelukt: waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit gingen hand in hand en op veel plekken werd de inrichting aangepast op de bredere rivieren. Het leidde ook tot bijzonder aantrekkelijke gebieden, zoals de nevengeul met een rivierpark bij Nijmegen. De komende jaren moeten we daarmee doorgaan: onderzoek wijst uit dat rivieren als de Rijn en de Maas door de klimaatverandering 10 tot 20 procent meer water moeten kunnen verwerken. Opnieuw zullen we met een integrale benadering het ruimtegebruik op het water moeten afstemmen.’