Opschalen door standaardisatie
'We koesteren de weinige natuur in Nederland. Daarom willen we de woningproductie liefst zoveel mogelijk binnen gebouwd gebied realiseren. In steden is echter niet veel plek om dit rendabel te doen. Daarnaast speelt het probleem van de capaciteit. Er moeten niet alleen nieuwe huizen worden gebouwd, maar vanwege internationale afspraken over klimaat en energie moeten bestaande huizen ook duurzamer worden gemaakt. Ook dáárvoor is bouwcapaciteit nodig. En aangezien veel bouwbedrijven de afgelopen jaren hebben moeten saneren, is veel uitvoerend bouwpersoneel elders op de arbeidsmarkt terechtgekomen. Die heb je niet zomaar weer terug. Vaklui zijn schaars. Nu al.'
Hoe krijgen we die opschaling voor elkaar?
'Het zou al enorm helpen wanneer ons land één gemeenschappelijk woningbeleid heeft waaruit blijkt welke keuzes er gemaakt moeten worden en wie deze gaat uitvoeren. Sinds kabinet-Balkenende III hebben we geen Nota ruimtelijke ordening meer. Wellicht dat de Nationale Omgevingsvisie aan die behoefte tegemoet gaat komen.'
'Regionale afstemming en regionale keuzes. De woningmarkt wordt allang niet meer bepaald door gemeentegrenzen, maar door een hele regio daar omheen. Vraagstukken op het gebied van wonen moeten dan ook dáár worden opgelost. En daar wringt hem de schoen. We kennen in Nederland rechtsvormen voor gemeenten, provincies en het rijk, maar niet voor regio’s. Je ziet nu veel regionale samenwerkingsverbanden ontstaan omdat betrokken gremia – zowel van overheden als het bedrijfsleven – elkaar gaan opzoeken.'
Is deze opgave wel realiseerbaar?
'Ik denk dat het alleen lukt als alle beschikbare expertise in ons land onderling wordt gedeeld. We moeten niet allemaal zelf het wiel willen uitvinden. Dat geldt voor gemeenten, dat geldt voor ontwikkelaars en dat geldt ook voor woningcorporaties en bouwondernemingen. Samenwerken en kennis delen is het devies. En daar hoort bijvoorbeeld ook de uitwisseling van personeel bij. Daarnaast moeten we werken aan regionale informatie waaruit blijkt hoeveel woningen er waar gewenst zijn, en waar ze gebouwd moeten en kunnen worden. Tot slot moeten we kijken naar andere vormen van bouwen. We moeten standaardiseren. Alleen dan kunnen we de productie echt opschroeven. In plaats van elke opdrachtgever voor zich moeten we met elkaar woonconcepten en verduurzamingsaanpakken bedenken, die op eenzelfde set functionele specificaties berusten. Dat maakt product- en processtandaardisatie mogelijk, zowel voor bestaande bouw als voor nieuwbouw. Kijk naar Amerika. Daar vindt veel houten skeletbouw plaats. Wie een huis wil, kan dit off the shelf bestellen. Als de vraag naar gelijksoortige huizen maar groot genoeg is, biedt de catalogus een gevarieerd aanbod. Geen eenheidsworst dus, wél een gestandaardiseerde aanpak. In Nederland heeft elk complex zijn eigen ontwerp en productieproces. Dat kunnen we ons in de toekomst echt niet meer veroorloven.'
Marktpartijen en gemeenten moeten dus voor standaardisatie gaan?
'Ja. Het hele systeem van bouwen zoals we dat nu gewend zijn – en daarmee ook de cultuur – moet op de schop. Dat betekent dat bouwbedrijven hun kennis en inzichten niet binnen hun eigen koninkrijkjes moeten houden, maar deze moeten openstellen voor concurrenten. Het betekent dat gemeentes over hun eigen grenzen heen moeten kijken en het hogere belang voor ogen moeten houden. En het betekent dat opdrachtgevers, architecten en ontwikkelaars minder hun eigen stempel moeten willen drukken op de projecten. Iedereen moet anders werken. En dat is bepaald geen sinecure.'
Wat verwacht u van technologie en de Rijksoverheid?
'Het uitwisselen van informatie is enorm makkelijk geworden, we hoeven dus weinig kennis en informatie te verliezen als we de processen goed organiseren. Fouten worden er snel uitgehaald en eenieder kan eenvoudig met eenzelfde bouwontwerp werken. Daardoor zijn ook de mogelijkheden voor gestandaardiseerde bouw toegenomen. Het Rijk moet vooral de regionale samenwerking stimuleren en ervoor zorgen dat de competentieontwikkeling binnen de regio’s een boost krijgt. Daar moeten eenvoudigweg voldoende vakmensen komen om die toenemend capaciteitsvraag aan te kunnen. De overheid kan dit bijvoorbeeld faciliteren door opleidingsprogramma’s te ontwikkelen en pools met vakspecialisten op te zetten die gezamenlijk de opgaven gaan aanpakken. Het is alle hens aan dek.'