Participatie: concreet, helder én een goede timing graag
Participatie bij gebiedsontwikkeling, wat zijn de do’s en don’ts? Hoogleraar Christian Burgers benoemt drie belangrijke aandachtspunten. ‘Allereerst: wat is het doel van de participatie? Grofweg zijn dat er twee: burgers en andere belanghebbenden met hun kennis mee laten denken aan de ontwikkeling van plannen en daarnaast: draagvlak voor bestaande plannen creëren. Houd dat goed uit elkaar.’ In de praktijk lopen ontwikkeling en draagvlak nogal eens door elkaar. En dat leidt tot verwarring, is ook de indruk van politicoloog Menno Hurenkamp: ‘Het is heel belangrijk vooraf duidelijk te maken waar de participatie precies voor dient. In de Omgevingswet wordt dat bijvoorbeeld nagelaten, zo is mijn indruk. Wil je burgers meer macht en invloed geven of moeten beleid en plannen er beter van worden? Beide tegelijk kan namelijk niet – hoewel die claim vaak wel wordt neergelegd.’
Breed ideeën ophalen
Het tweede aandachtspunt van Burgers betreft de initiatiefname: ‘Wordt participatie top-down geïnitieerd door een organisatie of een overheidsinstantie, of ontstaat het juist van onderop? Bijvoorbeeld wanneer stakeholders zelf met een plan komen. Of omdat protestgroepen een plek aan de onderhandelingstafel claimen.’ Ten derde: op welk moment in het proces komt participatie aan de orde? ‘Participatie kan op elke plaats in het proces plaatsvinden. Bijvoorbeeld helemaal in het begin, wanneer een nog vrij abstracte gebiedsvisie wordt opgesteld en er heel breed ideeën worden opgehaald. Maar ook aan het einde, bijvoorbeeld wanneer een straat wordt heringericht en bewoners hun favoriete lantaarnpaal mogen uitkiezen. Het ene is niet beter dan het andere. Maar duidelijk moet zijn dat de rol van participatie anders is op verschillende punten in het proces. Wees ook daar helder over.’
Transparantie en oog hebben voor de belangen van anderen zijn sleutelfactoren
De Duitse stadsplanner Arwin Shooshtari heeft vooral ervaring met de eerste variant: het zo vroeg mogelijk betrekken van belanghebbenden bij veranderingen in hun omgeving. ‘Voor ons was participatie al langer een middel om tot goede plannen te komen. Wij zien de laatste tijd duidelijk een toename van Bürgerbeteiligungen en wat ons betreft worden burgers en andere belanghebbenden liefst op een vroeg moment bij planontwikkelingen aangehaakt. Dat biedt in de regel voor iedereen voordelen; voor investeerders, voor de gemeente en uiteraard voor de inwoners zelf. Onze ervaring leert: hoe eerder de omgeving meedenkt, des te beter de planontwikkeling verloopt. Er komen vaak ideeën op tafel waar ook de professionals nog niet aan hebben gedacht, zo is onze ervaring. De bewoners zijn de experts ter plekke. In een aantal ontwikkelingscompetities die wij hebben begeleid, zijn de suggesties van de bewoners bijvoorbeeld meegenomen in het programma van eisen voor de betreffende gebiedsontwikkelingen. Daarom proberen wij het ophalen van ideeën het liefst ook vóór de start van de competitie te laten plaatsvinden.’
Helder en concreet
De drie variabelen – doel, initiatief en timing – moeten volgens Burgers goed in het oog worden gehouden. Ze spelen onder meer een rol in de keuze voor bepaalde participatie-instrumenten. Ook hij signaleert dat de afgelopen tijd het scala aan instrumenten duidelijk is verbreed. ‘De klassieke inloopavond is aangevuld met online platforms en andere nieuwe initiatieven. Ik zie in de huidige praktijk veel goede acties. Om zo veel mogelijk stakeholders bij het proces te betrekken, is het van groot belang dat de partij die participatie inzet dat in heldere taal doet. Probeer de dingen zo concreet mogelijk over het voetlicht te brengen, hoe lastig dat soms ook is. Ook moet er goed worden geluisterd – een nog weleens onderschatte competentie – en gedacht worden vanuit het perspectief van de ander.’ Dat laatste is zeker van belang omdat niet iedereen van zichzelf even goed in staat is om mee te doen in participatietrajecten, zo legt Hurenkamp uit. ‘De verantwoordelijken voor participatie beseffen dat veel burgers niet goed uit hun woorden kunnen komen. Ze weten vaak pas achteraf wat ze wilden zeggen. Zet daar dus andere middelen voor in. Ga thuis bij ze langs, laat deze mensen foto’s maken van hun omgeving; er zijn allerlei mogelijkheden. En verplicht initiatiefnemers – het liefst bij wet – dat ze aantonen ook deze mensen gehoord te hebben. Je moet voorkomen dat alleen mopperende mensen met veel vrije tijd vooraan staan.’ In de Duitse praktijk van het afgelopen jaar ziet stadsplanner Shooshtari een snelle toename van het aantal digitale middelen. ‘De coronatijd toont aan dat nu ook veel andere instrumenten worden ingezet waardoor verschillende doelgroepen – zoals jongeren – bereikt kunnen worden. Wij pleiten in een participatietraject voor een tweesporenstrategie: zowel digitaal als analoog, zodat mensen alle mogelijkheden ter beschikking hebben om te kunnen deelnemen.’
Speelruimte in de planontwikkeling
Het bewijs dat zorgvuldig uitgevoerde participatie in de gebiedsontwikkelingspraktijk vervolgens wel degelijk een meerwaarde kan hebben, levert Shooshtari met zijn projecten in Düsseldorf en omgeving. Aan de hand van het binnenstedelijke transformatieproject Am Wehrhahn in Düsseldorf laat Shooshtari zien wat de opbrengst kan zijn: ‘We hebben daar in korte tijd twee Beteiligungen (participatie, red.) uitgevoerd om zo de omgeving mee te nemen in de planontwikkeling. Eerst met een ideeënverzameling: binnen vier weken haalden we ongeveer driehonderd bijdragen op. Daarmee werd duidelijk wat de speelruimte in de planontwikkeling was en welke factoren zich in het gebied bevonden. En in tweede instantie met een tentoonstelling en interactieve livestream. Daarbij hebben we de eerste perspectieven laten zien en de mensen voorgelegd: dit is er met al jullie creativiteit gebeurd. Die feedback werd als heel positief ervaren. Uiteraard zal het nooit mogelijk zijn om iedereen tevreden te stellen, maar zelfs de sceptici kregen op deze manier het gevoel dat ze serieus werden genomen en mee werden genomen in het proces. Transparantie en oog hebben voor de belangen van anderen zijn sleutelfactoren.’
Goede participatie is geen momentopname maar een continu proces
Simpele dingen
Hurenkamp is het met Shooshtari eens: ‘Je zult altijd gemopper houden. Maar ik denk – kijkend naar de Nederlandse situatie – dat het wel degelijk mogelijk is participatie op een goede manier te organiseren, zodat burgers volwaardig tot hun recht komen. En dat is wat mij betreft ook helemaal geen rocket science. Het gaat om heel simpele dingen. Neem de tijd voor het proces, licht mensen goed voor, vraag hun mening serieus uit en geef ze bijvoorbeeld ook budget om zelf dingen te onderzoeken. We geven als professionals wél veel geld aan adviesbureaus en consortia van marktpartijen om zaken uit te zoeken, maar geef die mogelijkheid ook aan inwoners. Dat zorgt voor een gevoel van gelijkwaardigheid.’ Burgers haakt daarop aan: ‘Er zijn bijvoorbeeld gemeenten die inwoners vouchers ter beschikking stellen om zelf plannen mee te kunnen ontwikkelen.’ Hurenkamp sluit af met een laatste tip: ‘Wanneer een gebied is ingericht met de hulp van bewoners, ga dan na verloop van tijd ook vragen wat de ervaringen zijn. Er kunnen altijd onvoorziene zaken zijn waar we met elkaar weer van kunnen leren. In die zin is goede participatie geen momentopname maar een continu proces.’
- Christian Burgers is bijzonder hoogleraar Strategische Communicatie aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast is Burgers Universitair Hoofddocent Communicatiewetenschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
- Menno Hurenkamp studeerde politicologie en sociologie. Hurenkamp is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit voor Humanistiek. Ook is hij fellow van de Wiardi Beckman Stichting.
- Arwin Shooshtari studeerde Raumplanung aan de TU Dortmund, met als specialisatie stedenbouw. Shooshtari werkt bij ISR Innovative Stadt- und Raumplanung in Haan.