Daar zijn ze: woningen uit de fabriek

Het spookbeeld van de schraalheid bestaat al lang niet meer. Het is achterhaald dat conceptmatig bouwen altijd uitmondt in monotone flatwijken zoals in de jaren zestig. Vandaag de dag zijn alle serieuze gebiedsontwikkelaars en bouwbedrijven actief met conceptmatig bouwen. Met de woningnood, opgaven als duurzaamheid en het enorme personeelstekort wordt er verwachtingsvol gekeken naar fabrieksmatig bouwen. Nieuwe ronde, nieuwe kansen?

Conceptmatig bouwen, industrieel bouwen, modulair bouwen, seriematig bouwen, fabrieksmatig bouwen: de termen worden kriskras door elkaar gebruikt. Maar strikt genomen gaat het bij conceptmatige woningbouw om bouw die tot stand komt vanuit herhaalbare, innovatieve, integrale en vooropgezette bouwoplossingen die je flexibel kunt inzetten. De aanbieder ontwikkelt en ontwerpt het concept, en werkt nauw samen met partijen uit de toeleverende industrie. Een conceptwoning kan in zijn geheel of gedeeltelijk in de fabriek worden geproduceerd. Die prefab onderdelen worden vervolgens op de bouwplaats in elkaar gezet. In beide gevallen gebeurt de productie seriematig (industrieel). Bij bouwen draait het altijd om tijd, kwaliteit en geld. Vaak gaat het een ten koste van het ander. Conceptmatig bouwen is bedoeld om een optimale verhouding tussen prijs, kwaliteit en tijd te bereiken. Ofwel: je bouwt meer, sneller én betaalbaar – voor zowel producent als eindgebruiker. En dat kan. Uit een kwalitatief onderzoek van IGG Bouweconomie, een gespecialiseerd bureau voor bouwadvies en cost engineering, blijkt bijvoorbeeld dat conceptueel bouwen slimmer en sneller is, en een betere prijskwaliteitverhouding oplevert.

Een optimale verhouding tussen prijs, kwaliteit en tijd: je bouwt meer, sneller én betaalbaar – voor zowel producent als eindgebruiker

Ergens is dat logisch. De bouw kan digitaal worden voorbereid. Zwaar en gevaarlijk werk gebeurt door robots. De kwaliteit wordt optimaal dankzij perfecte productieomstandigheden in de fabriek. Faalkosten verdwijnen, risico’s op de bouwlocatie zijn minimaal. Afval op de bouwplaats? Bestaat nauwelijks nog. Door gestandaardiseerde producten en vertrouwde woningconcepten kunnen bouwbedrijven efficiënter werken. De toekomstige bewoner krijgt een kwalitatief hoogwaardige woning, met alles erop en eraan. Bovendien (zie verderop in dit artikel) kan toch worden ingespeeld op de eigenheid van de bewoners en de locatie. Want hoeveel standaardisatie ook mogelijk is, elke plek is en blijft uniek. De grote vraag naar (betaalbare) woningen is de belangrijkste aanjager van conceptmatig bouwen. Die vraag, soms culminerend in woningnood, is van alle (vooral naoorlogse) tijden. Maar conceptmatig bouwen heeft de laatste jaren nog een extra lading gekregen, door nieuwe eisen en uitdagingen: het personeelstekort in de bouw, de energietransitie, de eisen aan stikstofuitstoot en milieuprestaties. Conceptmatig bouwen biedt mogelijkheden om duurzamer te werken, bijvoorbeeld dankzij volledig demonteerbare woningconcepten. 

Bpd Www Dossier Conceptmatige Woningbouw

Intelligente standaardisatie

Nu is het een icoon, een bewonderd en uniek rijksmonument, maar de garage annex chauffeurswoning die Gerrit Rietveld aan de Waldeck Pyrmontkade 20 in Utrecht liet bouwen (1928) was een van de vroegste experimenten in Nederland met geprefabriceerde elementen. Bij grootschalige toepassing van dit soort elementen, hoopte hij, kon woningbouw goedkoper worden en daarmee betaalbaar voor mensen met de kleinste beurs. De rest is geschiedenis. Aan het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) voor Amsterdam, in 1935 beraamd door architect Van Eesteren, lag de conceptuele, industrieel uitgevoerde planmatigheidsfilosofie al ten grondslag. Maar vooral na 1945 kwam standaardisatie in beeld als oplossing voor de woningnood. De groeiende samenwerking tussen architecten en bouwers leverde uiteenlopende bouwsystemen op (zoals Rottinghuis, Airey en MUWI) waarmee eengezinswoningen en appartementen werden geproduceerd. Het hoogtepunt werd bereikt in de jaren zestig, toen complete wijken via ‘kraanbaan-stedenbouw’ uit de grond werden gestampt, zoals de Bijlmer in Amsterdam en Utrecht Overvecht. (Daarbij werden grote bouwelementen via kranen op rails op industriële wijze op de bouwplaats vervoerd en geplaatst.). In 1981 introduceerde Bouwfonds Keuze Konsept, een methode om tegemoet te komen aan individuele woonwensen. Twintig jaar later werd het thema - onder de naam Persoonlijk Wonen - opnieuw op de agenda gezet. In de jaren erna kwamen onder meer de Waarde en Riant-woning van BAM en het Wenswonen-concept van Heijmans op de markt, waarbij de consument meer te zeggen kreeg over onder andere de gevel en de plattegrond. De roep om meer industrieel bouwen bleef daarna continu klinken, vooral als de woningnood weer een nieuwe piek bereikte. Teruglezend komt dat hulpgeroep vaak zeer eigentijds over. Eén uit vele voorbeelden: de Amsterdamse ‘woningbouwregisseur’ Bob van der Zande pleitte in NUL20 (2007) voor ‘rationelere bouwproductie met flexibele ontwerpen gebaseerd op seriebouw’, om de stagnerende woningbouw aan te jagen. Op IJburg, vond hij, werd te veel ‘individueel’ gebouwd. Dat moest anders. ‘We willen geen tweede Bijlmer,’ voegde hij er later aan toe, ‘maar je kunt kwaliteit én kwantiteit verenigen door verantwoorde seriebouw toe te passen. Kijk maar naar het Javaeiland. Daar zie je herhaling én variatie.

Leren van het verleden

Inmiddels zijn alle serieuze gebiedsontwikkelaars en bouwbedrijven actief met conceptmatig bouwen. Nu de woningnood enorm is en allerlei andere opgaven zoals duurzaamheid en personeelstekorten om een oplossing vragen, gloren nieuwe kansen. Daarbij moeten we wel leren van het verleden, betoogde stedenbouwkundige Frits Palmboom begin 2023 in zijn publicatie Ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw. Hij signaleert goede én foute voorbeelden uit het verleden: ‘intelligente standaardisatie’ naast ‘het spookbeeld van de schraalheid’, zoals de flatwijken uit de jaren zestig. Die wijken hebben het beeld – en de discussie – over conceptmatige woningbouw sterk gekleurd. De productiewijze werd dominant, de bouwsteen van herhaling groter en groter, tot complete flatgebouwen of woonbuurten aan toe. Palmboom: ‘Het leidde uiteindelijk tot een eenzijdige en inflexibele woningvoorraad, waar we nu veel last van hebben en die de wooncrisis van dit moment verergert.’ Maar dat het wél kan, en goed bovendien, is zichtbaar. In de publicatie Welstand en industrieel bouwen (Lente-akkoord 2.0 en Netwerk Conceptueel Bouwen, 2023) laten Ballast Nedam, Dura Vermeer, Janssen de Jong, Trebbe en Hendriks Coppelmans boeiende concepten voor eengezinswoningen en appartementen zien. 

Hoeveel standaardisatie ook mogelijk is, elke plek is en blijft uniek

Customizen als een sneaker

Landen als Japan, Duitsland en Zweden hebben inmiddels een reputatie op het gebied van conceptmatig bouwen. De grootste fabriek voor geïndustrialiseerde woningbouw van Europa staat echter in Nederland, in Heerenveen. Bouwbedrijf Van Wijnen heeft hier een ultramoderne, volledig elektrische woningfabriek neergezet, waar betaalbare en duurzame woningen van de band rollen, grotendeels gefabriceerd met robots. De woningfabriek kan ‘een straat per week’ bouwen. Via een app kunnen de woningen in talloze variaties worden besteld. ‘In de fabriek doen 50 man wat traditioneel 1.350 man vergt’, zei Van Wijnen-directeur Menso Oosting hierover. Vrijwel alle grote ontwikkelende bouwers hebben inmiddels prefab woningconcepten ontwikkeld. Ze hebben (soms fors) geïnvesteerd in fabrieken die complete woningen produceren in beton. Daarnaast zijn er al decennialang aanbieders op de markt met modulaire, min of meer tijdelijke woningen, zoals flexwoningen. Bekende modulebouwers zijn Jan Snel/Daiwa House en De Meeuw. Conceptmatige woningen zijn er ook voor de lange termijn, in talloze soorten en maten, en voor diverse doelgroepen. Zo zet bouwer Van de Klok samen met Emergo Optimaat, een concept voor een- en tweepersoonshuishoudens, op de markt. Janssen de Jong komt met ModuFair, een ‘eerlijk woningbouwconcept’. Het bedrijf stelt dat het aanpassen van de basiswoning aan individuele wensen ‘net zo makkelijk is als het customizen van een sneaker’. Een andere in het oog springende conceptwoning is de Heijmans Horizon, opgebouwd uit 2D-elementen voor wanden, vloeren en kap, plus 3D-modules met badkamer, installaties en de trap. De 3D-modules vormen de kern van de woning, waarmee we terug zijn bij de ideeën van Gerrit Rietveld uit de oertijd van het industrieel bouwen. Deze modules worden modulair geprefabriceerd en op de bouwplaats op elkaar gestapeld. Zo is elke woning configureerbaar. 

Mass customization met houtbouw

Uiteraard spelen bouwers ook volop in op de energietransitie. Het vooruitstrevende Friese bouwbedrijf Dijkstra Draisma, met een bewezen reputatie op het gebied van conceptmatig bouwen, werd in 2022 genomineerd voor de Cobouw Award in de categorie Duurzaamheid met het concept Buurblok. Het is een niet eerder vertoonde combinatie van duurzame prefab woningen plus een kleinschalig warmtenet, zonnepanelen én deelmobiliteit. Het eerste Buurblok staat in Techum, een buurtschap bij Leeuwarden. Dijkstra Draisma prefabriceert de circulaire, demontabele woningen volgens een innovatief droogstapelsysteem. Ook hout – met name kruislaaghout (CLT) – biedt nieuwe kansen, want houtbouw is aanpasbaar, verplaatsbaar en herbruikbaar. Voorbeelden zijn er ook al. Revolve Development en Janssen de Jong werken samen aan het modulaire houtbouwproject Oak. De Slimme Huizenfabriek van Plegt-Vos gaat 240 biobased flexwoningen leveren. En de Koelmalaan in Alkmaar, het grootste houtbouwproject in Nederland, wordt gebouwd met 260 houten CLT-modules. Zulke standaardisatie hoeft niet ten koste te gaan van het ontwerp, zegt architect Marco Vermeulen begin 2023 in vaktijdschrift Blauwe Kamer. ‘Wat je bij bestaande bouw allemaal achter elkaar zou doen, kun je bij houtbouw in één keer infrezen. Ook kan het huis van de buurman heel anders zijn, want bij dat freesapparaat maakt het niet uit of je een andere tekening hebt ingeladen. Het is een soort mass customization. Houtbouw levert betaalbaar maatwerk.

Schortjesarchitectuur

Conceptmatig bouwen wordt pas een succes als alle betrokkenen van elkaar weten wat ze doen én elkaar kunnen vinden. Dat komt naar voren uit de vele discussies over dit thema. Ruimtelijk ontwerpers, opdrachtgevers en bouwers zullen de handen ineen moeten slaan. Opdrachtgevers en architecten zullen de concepten die bouwers ontwikkelen, welwillend moeten bezien, zonder ze meteen als ‘schortjesarchitectuur’ te verketteren. Het werkt alleen als iedereen meedenkt, schreef Joost Mulder, BPD-directeur van de regio Noord-Oost en Midden, in een column. Stedenbouwkundige Frits Palmboom pleit ervoor om niet alleen te letten op kwantiteit, kosten en snelheid, maar ook op het maximaliseren van de ruimtelijke kwaliteit. De huidige industriële bouwsystemen schieten volgens hem nog tekort in het reageren op stedenbouwkundige situaties. De publicatie van Palmboom is te zien als een poging om beweging te brengen in de discussie die vaak vanuit loopgraven wordt gevoerd. Het mislukte stedenbouwkundige experiment van de Bijlmer hangt als een spook boven het onderwerp. Steeds weer roept conceptmatig bouwen weerstand op – én een tegenbeweging, variërend van de bloemkoolwijken en experimentele plattegronden in de jaren zeventig tot het zelfbouwidee dat in 2006 in Almere werd gepromoot door toenmalig wethouder Adri Duivesteijn, in reactie op de (naar zijn mening) fantasieloze ‘Vinex-woningbouw’. Maar de enorme bouwopgave én de duurzaamheidseisen vragen erom dat partijen elkaar opzoeken, samenwerking vinden en kansen en mogelijke doorbraken verkennen.

Veelbelovende toekomst

Kansen en doorbraken worden actief verkend in onder meer het initiatief ‘NH Bouwstroom’, waarin woningcorporaties, gemeenten en ontwerpers in Noord-Holland samen onderzoeken hoe woningen conceptmatig, modulair en seriematig kunnen worden gerealiseerd. Op inhoudelijk niveau biedt het Netwerk Conceptueel Bouwen (NCB) diverse tools en diensten om conceptmatig bouwen te bevorderen. Professionele afnemers, conceptaanbieders en de toeleverende industrie gaan via dit platform actief met elkaar in gesprek en kunnen profiteren van de Woonstandaard 3.0, de Modelovereenkomst conceptueel bouwen 2.0, Conceptenboulevard.nl en een Toolbox conceptueel bouwen. Deze hulpmiddelen maken het voor afnemers en aannemers eenvoudiger om afspraken vast te leggen, vraag en aanbod van bouwconcepten op elkaar af te stemmen en te standaardiseren, en woningconcepten te vinden en vergelijken. Ook vanuit de Rijksoverheid wordt conceptmatig bouwen aangejaagd. Het College van Rijksadviseurs en de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit zijn gezamenlijk het programma Ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw gestart. In 2024 zou er een ruimtelijk kwaliteitskader voor fabrieksmatige woningbouw moeten liggen, waar alle partijen zich in kunnen vinden. Dit kader kan vervolgens op het niveau van gemeenten, gebiedsontwikkelingen en woningbouwprojecten worden vertaald in uitvoeringsplannen. En daarmee is duidelijk: de beste tijd van conceptmatig bouwen in de Nederlandse woningbouw moet nog komen. 

Meer lezen, kijken en luisteren

  • Frits Palmboom, Ruimtelijke kwaliteit bij fabrieksmatige woningbouw (2023). Pleidooi voor het nastreven van een hoge ruimtelijke kwaliteit naast kosten, snelheid en kwantiteit.
  • Mathew Aitchison, Prefab Housing and the Future of Building (2018). Historisch overzicht van industriële en modulaire woningbouw, met casestudies uit onder meer Japan, Zweden en Duitsland.
  • Platform van het Netwerk Conceptueel Bouwen: Conceptueelbouwen.nl

BPD Magazine ontvangen?

Dit artikel verscheen in BPD Magazine. De volgende editie kosteloos op uw deurmat ontvangen?