Terug naar de tekentafel #3: ontwerpkracht over schalen en grenzen heen
In deze serie ga ik op zoek naar de drijfveren van ontwerpers en hoe zij aankijken tegen de cultuur van het ‘maken’. Jij bent zelf je carrière begonnen in China en ook nog steeds actief in Shanghai. Daarnaast schrijf je en maak je podcasts. Kun je iets vertellen over de weg die je tot nu toe hebt afgelegd?
'2005 was een cruciaal jaar. Ik trok zes weken door China en besefte: hier wil ik naar terug. Ik was gegrepen door de hoge snelheid van urbanisatie. De mogelijkheid om daar meer over te leren kwam twee jaar later bij de beslissing te verhuizen naar China. Mijn vrouw en ik dachten voor een jaar; het werden er meer dan tien. In China begon ik vervolgens met journalist Michiel Hulshof een onderzoek naar steden in het achterland. Een paar jaar later ben ik in Shanghai mijn bureau gestart.'
Wat was je fascinatie met deze steden? Welke toekomst verwachtte je aan te treffen?
'Ik werd vooral geraakt door de grote mate van energie in het land en door de manier waarop Chinezen hun ruimtelijke geschiedenis rücksichtslos transformeren. Nog niet zo lang geleden woonde 80 procent van alle Chinezen op het platteland, inmiddels woont ruim de helft van de bevolking in de steden. Daarbij ontwikkelt de fysieke verstedelijking zich sneller dan de culturele: we zagen mensen wonen in skyscrapers, maar een stedelijke cultuur die zich nog aan het ontwikkelen was. In onze architectenpraktijk proberen we nadrukkelijke beide aspecten betekenis te geven: naast de plannen voor de gebouwen dus ook zeker de culturele programmering. Voor een aantal van onze gebouwen hebben we bijvoorbeeld ook zelf het programma van eisen gemaakt – wat in Nederland vrij ongebruikelijk is.
Het boek dat ik samen met Michiel Hulshof schreef (‘How the City Moved to Mr Sun – China’s New Megacities’, red.) heeft ons als bureau geholpen in het begrijpen van de context, en in het bepalen van onze positie. In Nederland zijn we gewend om eerst een onderwerp te onderzoeken voor we gaan ontwerpen. In China is daar vrijwel geen sprake van: dat is veel meer de wereld van knallen met beton en staal. Ik besefte al snel: wij gaan iets anders bieden tussen al dit geweld. Van stilstaan en eerst nadenken, maakten we onze onderscheidende kwaliteit daar.'
Wat maakt het werken in China zo anders?
'Ik ontdekte al gauw dat projecten in China continu veranderen. Er is een krachtige dynamiek op de korte termijn – alles moet kunnen veranderen als de situatie daar om vraagt. Dat betekent dat een ontwerp dus vaak moet kunnen veranderen, zonder dat je de essentie ervan verliest. Ondanks alle veranderingen heeft men de lange termijn heel scherp voor ogen: een goed functionerende geürbaniseerde samenleving met een ontwikkelde middenklasse. Die gecombineerde focus heb ik meegenomen naar Nederland en is in te zetten voor de aanpak in de verstedelijking in Nederland: in een gezonde mix van bottom-up en top-down. Wij kijken in onze plannen zowel naar de grote schaal en richting, als naar de menselijke maat.'
En als je kijkt naar de stedenbouw en architectuur die beide praktijken oplevert, wat is dan je oordeel?
'Toen we in 2008 weggingen uit Nederland was dit echt een ander land dan nu - veel progressiever naar mijn idee. Zeker in cultureel opzicht hebben we een zeer conservatieve tijd achter de rug. En de rollen van de partijen die actief zijn in de vastgoedsector zijn ook fundamenteel anders geworden. De overheden hebben zich teruggetrokken, de markt is volop aan zet. Waar het daarnaast in China nog wel over vorm en "wow-factor" mag gaan, is het in Nederland allemaal wel erg sober en vreugdeloos geworden.'
Hoe kijk je aan tegen de verstedelijking in Nederland? Waar moeten we de accenten leggen?
'De opgaven waar we in Nederland voor staan, hebben alles te maken met de verdeling van schaarse middelen en ruimte - of het nu om vluchtelingen, stikstof, vervoer of woningbouw gaat. Daarbij hangen die onderwerpen ook nog eens onderling samen. Kiezen we bijvoorbeeld voor verstedelijking rond stations dan moeten de treinen en het personeel er ook zijn om mensen te vervoeren. Het is echt één systeem. In die zin zie ik een parallel met de wederopbouwtijd toen zaken ook integraal werden gerealiseerd: exportbevordering, lage lonenpolitiek, woningbouw. In een dergelijke tijd bevinden we ons opnieuw. Ik geloof heel sterk in de notie dat de meeste opgaven in Nederland in essentie een ruimtelijke dimensie hebben. Dat kunnen architecten natuurlijk niet in hun eentje oplossen – maar we kunnen er wel ontwerpkracht en scenario’s voor aanleveren.'
Hoe kunnen projecten in Nederland tegemoetkomen aan de urgente, grote vraagstukken?
'De studie die we net hebben afgerond in Groningen in het kader van de manifestatie “Bouw Anders” vind ik daar een goed voorbeeld van. Ons project – een van de 15 – betrof een binnenstedelijke verdichting op de plek van een onderwijsinstelling, die gaat verhuizen. Die opgave hebben we nadrukkelijk breder aangevlogen, zowel geografisch als programmatisch. Uiteraard liggen er kansen voor woningbouw maar het is tegelijkertijd een plek om het MBO-onderwijs zichtbaar te maken in de stad. Het werken met je handen heeft de toekomst, laten we dat ook uitdragen. We hebben dus voorgesteld een deel van de school te behouden en te combineren met leer-werkplekken in de wijk. Daarnaast hebben we ingezet op betere fietsverbindingen als duurzame mobiliteitsmodus. Naast de toevoeging van kleinschalige woonblokken met een menselijke maat hebben we zoveel mogelijk het hergebruik van bestaande gebouwen geïntegreerd in de plannen.'
Wil je met een dergelijk plan vooral een goed project maken of ook de nationale beleidsdiscussie raken? Op welk niveau wil je impact maken als ontwerper?
'Ik heb zelf lang in China in heel dichtbebouwde stedelijke milieus gewoond en gewerkt en die kennis breng ik graag in voor de stedelijke verdichting in Nederland. Het project in Groningen is in dit verband een voorbeeld, het kan built evidence zijn voor mijn visie op humane verdichting. Om aan te tonen dat je prima kunt verdichten zónder saaie torens en toch met ruimte voor kinderen om lekker buiten te spelen.'
Zie je jezelf meer als een denker of als een doener?
'Ik denk dat ik beide rollen ambieer. Je ziet het terug hier in ons kantoor: we hebben de bibliotheek en pal ernaast een werkplaats waar maquettes worden gemaakt. In de eerste fase van projecten maken we gebruik van allebei – denken én maken.
We hebben bijvoorbeeld in China een mixed-use gebouw gerealiseerd met een heel krachtige hoofdvorm in acht kleinere volumes. Een dorpje waarbinnen mensen elkaar op allerlei manieren kunnen ontmoeten. Het idee van dat dorpje komt uit ons boek ‘How the City Moved to Mr Sun’, en verbeeldden we vervolgens in de eerste concept maquette die bijna logo-achtig is in zijn expressie. Dat ‘logo’ is tijdens de planontwikkeling onverkort overeind gebleven, waarbij plattegronden en materialen veranderden door het proces heen.
En uiteraard heb ik in onze projecten ook een fascinatie gekregen voor het echte maken op de bouwplaats. Dat er mensen zijn – die wij niet kennen – die stenen op elkaar zetten op de plek van een lijn die ik heb getekend. Dat blijft een ongelooflijke ervaring.'
Over Terug naar de tekentafel
Ontwerpers zijn de voelsprieten van de samenleving. Ze zien en ontdekken nieuwe wegen, geven dit vorm, lang voordat de wereld er zelf aan toe is. Maar wat betekent dit voor hun dagelijkse werk? Vinden ze door hun ervaring vanzelf nieuwe wegen of geven ze het vroegtijdig op bij gebrek aan belangstelling? In ‘Terug naar de tekentafel’ portretteert Patrick van der Klooster een aantal topontwerpers. Van der Klooster stapte in 2019 over vanuit de architectuurpraktijk naar gebiedsontwikkeling bij BPD. Vanuit de oprichting van BPD Studio in 2019 waar hij leiding aan geeft, gaat hij op zoek naar de agenda van ontwerpend Nederland. Dat levert inspirerende en betrokken gesprekken op. Van der Klooster spreekt onder meer met Michiel van Driessche (Felixx), Jolijn Valk (Urban Echoes), Daan Roggeveen (MORE Architecture) en Nina Aalbers (Architectuur MAKEN) en ziet een gezamenlijke nieuwe agenda ontstaan.