Terug naar de tekentafel #1: de ontwerpkracht van Nederland
Jullie zijn in 2014 met een driemanschap begonnen en sindsdien heeft Felixx een indrukwekkende groei doorgemaakt. Hoe is het bureau op dit moment samengesteld en waarom hebben jullie voor deze bijzondere locatie in Rotterdam-West gekozen, op een bedrijventerrein? Een gebied waar het ‘maken’ heel erg centraal staat.
‘We hebben medewerkers uit alle delen van de wereld, van China tot Amerika. Inmiddels doen we ook veel werk in het buitenland en dan helpt die diversiteit zeker. We hebben bewust voor deze plek gekozen, hij heeft een bepaalde rauwheid. De Hef is hier gerestaureerd, de Floating Farm ligt hier voor de deur – er gebeurt van alles. Niet per se heel hip en typerend voor de creatieve sector, maar voor ons een prima startpunt. Dat dynamische en ongepolijste past wel bij ons. We zijn geen “gelikt” bureau dat puur voor uiterlijke schoonheid gaat. Het gaat ons om de intrinsieke bevlogenheid. Mogelijk dat we ooit nog naar een locatie verhuizen waar we meer ruimte hebben om bijvoorbeeld debatten te organiseren, maar vooralsnog zitten we hier goed.’
Je noemt jullie bevlogenheid; wat zijn jullie drijfveren?
‘We zijn begonnen met de ambitie dat ons vak als landschapsarchitect iets kan bijdragen aan de opgaven van vandaag en morgen. Een morele missie zo je wilt. Maar het is nadrukkelijk geen hobby: met goede dingen moet ook geld verdiend kunnen worden. Het gaat om professionaliteit die nodig is om complexe projecten – waar veel geld mee gemoeid is – tot een goed einde te brengen. Het koppelen van de politieke agenda aan een professionele organisatie is ons vertrekpunt geweest. Met drie partners en van meet af aan één partner die de bedrijfsvoering en de organisatie ging oppakken. Dat laatste heeft ook zeker bijgedragen aan onze groei.’
Dat helpt zeker in het opschalen naar een bureau van jullie huidige omvang. Voorzie je nog een verdere groei? Wat is jullie perspectief voor de komende jaren?
‘De ambitie is er nog wel maar het is zeker geen must. Groeien kost namelijk ook constant energie. Iedere fase en omvang van het bureau heeft weer eigen uitdagingen. Voor ons is de vraag leidend: welke schaal past bij wat we willen doen. En dat is: leidend zijn in de agenda’s die wij belangrijk vinden. Zoals de klimaatagenda. Die speelt op tal van plekken in de wereld en daar willen wij dan ook actief zijn, zoals in China. Maar dat vergt wel een bepaalde capaciteit.’
Doorgaand op de noodzaak van klimaatadaptatie, die met de recente rapporten van het IPCC nog maar eens ondubbelzinnig is aangetoond: hoe vliegen jullie een dergelijke opgave aan?
‘Voor ons is de omgang met de klimaatveranderingen een centraal begrip – en alle opgaven die daarmee zijn verbonden. Inmiddels is duidelijk dat we geen tijd te verliezen hebben: we kunnen niet langer eindeloos debatteren of het klimaat nu wel of niet een belangrijke opgave voor ons als ontwerpers is. We moeten oplossingen ontwikkelen. Wij zien Felixx als de action hero, een bureau dat actief bijdraagt aan het realiseren van oplossingen voor vraagstukken die ons aan het hart gaan en waar we voor staan. En dan bij voorkeur op een meervoudige manier. Dat betekent overigens niet per se dat alleen gebouwde projecten hieraan bijdragen. Ook strategisch onderzoek kan een meerwaarde hebben, zie bijvoorbeeld de Catalogue Nature-based Solutions for Urban Resilience die wij voor de Wereldbank hebben opgesteld. Dat is een catalogus met concrete voorstellen hoe de leefkwaliteit in steden kan worden verbeterd. Maar we moeten ook constateren dat veel ontwerpend onderzoek de laatste jaren geen weg heeft gevonden naar ruimtelijke implementatie. Die zijn blijven hangen in louter onderzoek.’
Hoe zorgen jullie dat al die vergaarde kennis en data dan wél worden vertaald in ruimtelijke concepten?
‘We proberen ze nadrukkelijk een plek te geven in onze projecten. De studie “Naar een gezonde stad te voet – Ruimte voor lopen” in opdracht van het College van Rijksadviseurs hebben we bijvoorbeeld onlangs vertaald in de “Leidraad Openbare Ruimte voor de gemeente Groningen”. De catalogus die we voor de Wereldbank hebben opgesteld: het gedachtengoed dat we daarin hebben ontwikkeld brengen we actief aan de man, bijvoorbeeld in gemeenten die daar mogelijk mee aan de slag willen gaan. Zo brengen we de vernieuwing richting de gebouwde werkelijkheid, daar zit ons engagement om echt de volgende stap te kunnen zetten. Daar ben ik destijds ook voor vanuit Gent naar Nederland gekomen: om me aan die complexe stedelijke projecten te wijden. In België waren die toen minder voorhanden. In Nederland staat in veel gevallen de koppeling tussen ontwerp en planologie centraal en dat vond ik heel interessant. Daar komt bij dat de positie van de landschapsarchitect hier anders is en dat het landschap om veel meer gaat dan alleen een interessant ruimtelijk beeld. Het gaat ook om de systemen van water en bodem die daaronder schuilgaan. Niet voor niets hebben we in de beginjaren van het bureau veel samengewerkt met de Universiteit Wageningen en Institute for Water Education in Delft, om juist begrip te krijgen voor het grotere systeem.’
Kun je een voorbeeld noemen van een project waarvan je zegt: dat is spot-on? Daar maken jullie echt het verschil?
‘Bij de luchthaven van IJsland ontwikkelen we een heel gebied en brengen we de bossen terug die de Vikingen daar ooit gekapt hebben. Nieuwe heuvels dempen wind en geluid en geven beschutting voor het nieuwe bos. De ontwikkelingen die daaromheen plaatsvinden – werken, logistiek – betalen hieraan mee via de gebiedsexploitatie. Het gaat er dus ook om een gebiedsontwikkeling in planeconomisch opzicht goed te funderen. Zo slagen we erin om uiteenlopende agenda’s te verbinden en een lokaal project in te zetten voor nationaal beleid rondom natuur. Die verbinding van schaalniveaus en het steeds verder opschalen vind ik interessant. In steden zie ik dat ook terug: een transformatie van een autogedomineerde binnenstad naar een milieu voor fietsers en wandelaars betekent niet alleen iets voor de straten die dit betreft. Het zorgt er ook voor dat tal van andere gemeentelijke doelstellingen worden gerealiseerd, bijvoorbeeld ambities op het gebied van gezondheid en luchtkwaliteit. In die integratie, daar ligt onze kracht.’
Kijkend naar de toekomst van Nederland, wat komt er op ons af? En welke bijdrage willen jullie daaraan leveren? Bij BPD zijn we bijvoorbeeld nu nadrukkelijk bezig om biodiversiteit te verankeren in onze aanpak. Ik ben benieuwd waar jullie de uitdagingen zien.
‘Dat is een zoektocht. Wij willen voorkomen dat landschapsarchitecten alleen worden ingeschakeld om de boel even mooi groen te stofferen. De rol van de poster boys, daar passen wij voor. Lange tijd stond de landschapsarchitectuur ten dienste van de ingenieurs die Nederland vormgaven. Dijken, kanalen, wegen: die mochten we opleuken. Met Ruimte voor de Rivier en het Deltaprogramma is daar een shift in gekomen. Het gaat nu om de balans met ecologie en natuur en hoe geven we die bijvoorbeeld vorm in de steden? Dat gaat veel verder dan wat groen tegen de gevels van gebouwen plakken. Veel fundamenteler is bijvoorbeeld de vraag: liggen onze huidige steden wel op de meest gunstige plekken, wanneer we de ecologische systemen als basis nemen? Datzelfde geldt voor de bouwlocaties van de toekomst: waar worden die gepositioneerd? Ik zou de ecologie daar veel radicaler voor willen inzetten. Een tweede vraagstuk waar we nu veel over nadenken is de afstemming binnen Europa: daar is nog veel in te winnen. Zie bijvoorbeeld de overstromingen van vorige zomer in België, Duitsland en Nederland: daar moeten we als landen veel meer gezamenlijk op acteren en dit in internationaal verband oppakken.’
Over Terug naar de tekentafel
Ontwerpers zijn de voelsprieten van de samenleving. Ze zien en ontdekken nieuwe wegen, geven dit vorm, lang voordat de wereld er zelf aan toe is. Maar wat betekent dit voor hun dagelijkse werk? Vinden ze door hun ervaring vanzelf nieuwe wegen of geven ze het vroegtijdig op bij gebrek aan belangstelling? In ‘Terug naar de tekentafel’ portretteert Patrick van der Klooster een aantal topontwerpers. Van der Klooster stapte in 2019 over vanuit de architectuurpraktijk naar gebiedsontwikkeling bij BPD. Vanuit de oprichting van BPD Studio in 2019 waar hij leiding aan geeft, gaat hij op zoek naar de agenda van ontwerpend Nederland. Dat levert inspirerende en betrokken gesprekken op. Van der Klooster spreekt onder meer met Michiel van Driessche (Felixx), Jolijn Valk (Urban Echoes), Daan Roggeveen (MORE Architecture) en Nina Aalbers (Architectuur MAKEN) en ziet een gezamenlijke nieuwe agenda ontstaan.