Alleenwonenden: de nieuwe hoeksteen van de samenleving
De meeste mensen in Nederland en Duitsland wonen samen met anderen: in een gezin met kinderen, met een partner of in een collectieve woonvorm. Maar het aantal alleenwonenden groeit en zal blijven groeien. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) loopt hun aandeel in 2060 op tot 43 procent. In Duitsland bestond in 2022 volgens het Statistisches Bundesamt 41 procent van het totale aantal huishoudens uit alleenwonenden, al geeft dat cijfer een wat vertekend beeld: huisgenoten en inwonende grootouders worden als aparte huishoudens meegeteld. De groep alleenwonenden is zeer divers. Het zijn bijvoorbeeld jonge singles en studenten, maar ook gescheiden co-ouders én ouderen zonder partner. Vooral de sterke toename van deze oudere alleenstaanden bepaalt de huishoudensgroei en zorgt voor cruciale ontwikkelingen op de woningmarkt. De groeiende vraag naar woningen komt namelijk vooral uit die groep, en niet meer uit de gezinnen met jonge kinderen. Alleenwonenden vormen de nieuwe hoeksteen van de samenleving.
Hun woonwensen zijn al even divers. Uit het WoonOnderzoek Nederland 2021 blijkt bijvoorbeeld dat alleenstaande 65-plussers een sterke voorkeur hebben voor huurappartementen. De toenemende vergrijzing wakkert de vraag aan naar een ander type woning. Die woning is bij voorkeur gelijkvloers, (deels) gelegen in de buurt van voorzieningen, dus vaak in of dicht bij stedelijke gebieden, maar wél met de buitenruimte waaraan men gewend was. Jongere alleenstaanden zoeken juist vaker naar een koopappartement.
Leger 'partnerlozen' komt eraan
Demograaf en emeritus hoogleraar sociale geografie Jan Latten maant in columns en opinieartikelen de politiek en de ontwikkelsector al langer om de bouwopgave aan te passen aan het naderende ‘leger partnerlozen’. Hij rekent daar niet alleen de singles toe, maar ook de single (co-)ouders. Beide groepen wonen immers niet samen met een partner. Dat is vooral het geval in grote steden. In Amsterdam bijvoorbeeld vormen alleenwonenden niet minder dan 63 procent van de huishoudens. Een grote woningcorporatie als Ymere bouwt daarom in de hoofdstad voornamelijk nog compacte woningen. ‘Onderzoekers onderschatten eigenlijk nog wat er aan de hand is’, waarschuwt Latten. ‘Het aantal partnerlozen wordt namelijk bepaald door de kans op een relatiebreuk. En die kans stijgt, bij zoekende twintigers en dertigers én bij jonge ouders. De normen zijn veranderd. Een relatie voor het leven is niet meer vanzelfsprekend. Co-ouderschap is makkelijker geworden, vrouwen verdienen zelf hun geld. CBS-onderzoek laat zien dat millennials anders denken over open relaties. Deze trends zijn nog niet in de cijfers meegenomen.
Behoefte aan contact en aandacht
Alleenwonenden brengen minder besteedbaar inkomen mee, zegt Latten en dus is de woonquote – het deel van het inkomen dat aan hypotheekrente of huur wordt besteed – hoger. Latten: ‘De meeste partnerlozen zijn dus aangewezen op betaalbare woningen, die onvermijdelijk kleiner zullen zijn. In de stad moeten ontwikkelaars en ontwerpers daarop inspelen door kleinere woningen te ontwikkelen met ruimte voor gemeenschappelijke functies. Mensen delen de wasmachine, de tuin, de fietsenkelder, misschien een logeerkamer. Bedenk verder dat deze groep behoefte heeft aan contact, aan aandacht. Idealiter maken collectieve voorzieningen die toevallige ontmoetingen mogelijk.’ De afgelopen jaren zagen verschillende initiatieven op dit terrein het licht, zoals Friends Wonen, Stadsveteranen (woonconcepten voor stedelijk georiënteerde senioren), vriendenerven, hofjeswoningen en (in IJburg in Amsterdam) de ‘vaderhuizen’, waar coouderende vaders kunnen wonen in de buurt van hun kinderen. Latten: ‘Vanzelfsprekende gezinsverbanden maken plaats voor alternatieve woonvormen, gebaseerd op leefstijl. Mensen zoeken graag gelijkgestemden op. Leefstijl is daarbij belangrijker dan leeftijd.’ Hij verwacht dat marktpartijen deze trends zullen oppakken. ‘Er zijn intussen allerlei voorbeeldprojecten en ik denk dat er meer komen. Een mix van co-ouderwoningen, compacte woningen en eengezinswoningen; dat wordt de wijk van de toekomst.’ Let wel: ín de stad, voegt hij eraan toe. ‘Amsterdam heeft 63 procent partnerlozen, Nederland 47 procent, maar Urk slechts 26 procent.’
De stad van de gezinnen verandert
In Almere is het aantal partnerlozen 45 procent. De new town in de polder die in de jaren zeventig en tachtig een groot aantal inwoners uit Amsterdam en omgeving trok, wordt door velen nog steeds gezien als de stad van de gezinnen. En hoewel het aantal stellen met kinderen nog altijd hoger ligt (32 procent) dan gemiddeld in de regio (25 procent) wijzen trends ook hier in de richting van meer alleenstaanden, signaleert Tineke Lupi, programmamanager Vernieuwend Wonen van Almere 2.0, een samenwerkingsverband van gemeente, Rijk en provincie. ‘De verhoudingen veranderen’, zegt Lupi. ‘De forse groei van de stad dempt de ontwikkeling enigszins. We blijven hier dus ook eengezinswoningen bouwen, maar de diversiteit groeit, zowel qua huishoudenssamenstelling als etniciteit.’ De toename van het aantal eenpersoonshuishoudens komt vooral van oudere alleenstaanden. Lupi: ‘Almere vergrijst, sneller zelfs dan de rest van Nederland.’ Op het Almeerse woonerf waar ooit kinderen speelden, verschijnen steeds meer rollators. En eigenlijk is de stad daar – net als de rest van Nederland – niet goed op voorbereid, erkent Lupi. ‘Er is lang gefocust op standaardhuizen voor gezinnen. Vanouds wordt hier fors gebouwd voor de regionale woningbehoefte. Nu moeten we ons gaan richten op de lokale bevolking. Op de mensen die een eerste of volgende stap willen zetten. Op levensloopbestendige woningen.’ De woonbehoeften lopen echter uiteen. Twintigers willen best genoegen nemen met minder ruimte, maar senioren zijn vaak gewend aan een groot huis met tuin. Almere, bekend als de stad van de vernieuwing en het experiment, heeft nog geen concreet beleid voor eenpersoonshuishoudens, maar het bewustzijn groeit, zegt Lupi. ‘In het centrum worden nu studentencomplexen ontwikkeld. En in Almere Haven is een wooncoöperatie voor ouderen met negentig kleinere woningen in de ontwikkelfase. Dat initiatief slaat aan in de buurt en bij de lokale politiek.’ Omdat ouderen graag in de eigen buurt blijven wonen, zouden dit soort woonvormen bij voorkeur in bestaande wijken moeten komen. Lupi: ‘Het is alleen moeilijk om daar ruimte te vinden. Mensen zien niet graag dat groen wordt opgeofferd. Juist in Almere is dit lastiger dan elders.’
Twintigers willen best genoegen nemen met minder ruimte. Senioren zijn vaak gewend aan een groot huis met tuin
Minder ruimte voor meer mensen
In experimenten wordt naar oplossingen gezocht. In de Almeerse wijk Oosterwold is een aantal collectieve projecten van de grond gekomen. Als volgende stap wil de gemeente graag het collectief en betaalbaar wonen bevorderen. Met de BouwEXPO Tiny Housing heeft de gemeente een staalkaart aan compact wonen verkend en een aantal volwaardige, goede woningen als prototypes gerealiseerd. De volgende stap is de pilot Bouwen door de Buurt: in een bestaande wijk worden compacte woningen met voldoende kwaliteit toegevoegd op open plekken, gericht op doorstroming van starters en ouderen uit de wijk. Lupi: ‘Die woningen kun je snel ontwikkelen en bouwen in onze ruim opgezette stad. Een soort horizontaal optoppen. Dat kan leerzaam zijn voor andere new towns.’ Soms maakt ze zich zorgen of er wel genoeg gebeurt voor eenpersoonshuishoudens. ‘Iedereen kijkt nu naar elkaar, we stijgen niet boven onszelf uit. Het besef dat het anders moet, is er nog onvoldoende. Het zou schelen als de gemeente bepaalde locaties zou aanwijzen. En marktpartijen zullen water bij de wijn moeten doen; maximale winst is niet altijd mogelijk. Ook goede afspraken met bereidwillige woningcorporaties, over eventuele aanpassingen in de woning en gedeelde zorgvoorzieningen, zouden helpen. Bewoners zelf – bijvoorbeeld in wooncoöperaties – komen op dit vlak vaak met creatieve oplossingen.’ Zoveel is zeker: alleenwonende huurders of kopers zullen, zeker in de stad, in de regel minder ruimte tot hun beschikking hebben. Voor architect Tibor Kis (SVP Architectuur en Stedenbouw) impliceert dat een belangrijke ontwerpopgave: ‘Je moet voorkomen dat mensen in een klein hokje terechtkomen. De ruimte mag dan compact zijn, de beleving hoeft dat niet te zijn. De woning zelf moet bijvoorbeeld altijd voldoende zonlicht hebben. Hoge plafonds werken goed. Kubieke meters worden belangrijker dan vierkante meters.’
Belang van een goed ontwerp
SVP profileert zich op dit thema door de ontwerpopgave in samenhang met de stedenbouw te benaderen. Kis: ‘Die aanpak biedt kansen. Hoe compacter de woning, hoe belangrijker een goed ontworpen woonomgeving. Er zal namelijk ook in hogere dichtheden worden gebouwd.’ Daarmee duikt een andere kwestie op. Het gaat niet alleen om een ruimtelijke opgave, maar ook om een sociale opgave. Kis: ‘Eenzaamheid kan een issue zijn. De woonomgeving moet dus gemeenschappelijkheid bieden, contactmogelijkheden.’ Jongeren hebben bovendien andere behoeften en een andere actieradius dan ouderen. Starters kunnen uit de voeten met een compacte woning: ze hebben weinig spullen en weinig geld. Ouderen zijn gewend aan ruimte en willen die behouden; zij hebben vaak juist veel spullen. Maar wie een eenpersoonshuishouden heeft, woont per definitie alleen of bijna altijd alleen.’ Bij dat laatste valt te denken aan co-ouders, met geheel eigen woonbehoeften.
Te veel 'verkeersruimte'
Ten opzichte van Nederland, speelt in veel Duitse steden nog een extra uitdaging: gemeentelijke normen bepalen dat zelfs kleine appartementen een parkeerplaats voor een auto moeten hebben. Dat kost veel geld. Daarnaast schrijven de bouwnormen soms te veel ‘verkeersruimte’, zoals trappenhuizen, voor. Anderzijds beschikken die appartementenblokken vaak over gemeenschappelijke deelfaciliteiten of -ruimten, zoals een washok. Verruiming van de normen en de toevoeging van gemeenschappelijke faciliteiten (zoals deelmobiliteit) zouden compacte woningen aantrekkelijker kunnen maken voor zowel bewoners als investeerders. Daarmee zou de bouw van compacte woningen een impuls krijgen. Op het Centrumeiland van IJburg in Amsterdam ontwerpt SVP een ‘passantenpension’, 55 compact studioappartementen met een gemeenschappelijke buurtkamer voor mensen die plotseling dakloos zijn geworden door een scheiding of andere omstandigheden, én voor buurtbewoners. SVP ontwerpt ook de interieurs, want juist in een compacte woning luistert de indeling nauw. Maar hoe houd je het ontwikkelen en bouwen van zo’n woning betaalbaar? Kis denkt er hetzelfde over als Latten: ‘Door functies te delen. Of door iets aan de grondprijs te doen. Neem wooncoöperatie De Warren in Amsterdam: daar bestaat 30 procent uit collectieve ruimte en er zijn zelfs studio’s zonder eigen badkamer en toilet.’
Duurzaamheid in sociale zin
Voor woningcorporaties en ontwikkelaars is er werk aan de winkel, vindt Kis. Hij signaleert goede initiatieven, zoals Space-S in Eindhoven, een sociaal huurproject met kleinere appartementen waar bewoners vanaf het begin meedachten over het ontwerp. Maar ook ontwikkelaars grijpen kansen. Kis: ‘In Harderwijk ontwerpen we nu in opdracht van BPD een project met 1.100 woningen met tuinen en hofjes. De gamechanger daar is mobiliteit: minder auto’s! Dat biedt kansen voor bijzondere woonomgevingen.’ In zijn algemeenheid, zegt Kis, moeten ontwikkelaars en woningcorporaties zich realiseren dat er nog veel meer eenpersoonshuishoudens bijkomen. ‘Het gevaar in deze wooncrisis is dat de overheid zich fixeert op aantallen, ook aangejaagd door politieke druk. Maar denk vooral aan duurzaamheid in sociale zin: zijn die woningen over twintig, dertig jaar ook nog goed? In De Vernieuwde Stad, een onderzoeksplatform van woningcorporaties met ook wetenschappelijke en maatschappelijke partners, denken we daar nu gezamenlijk over na.’ Kis ziet hier een toegevoegde waarde voor de ontwerpers van woningen. ‘In doordachte stedenbouwkundige plannen kun je waarborgen dat goede woonomgevingen worden gemaakt voor al die eenpersoonshuishoudens. De architect denkt dan niet alleen mee over het ontwerp van de woningen, maar over de inrichting van het hele gebied. Zo’n brede aanpak levert altijd veel op, maar bij dit specifieke onderwerp al helemaal.’