‘Bodem en water zijn sturend? Goed maar daarmee zijn we er nog niet'
'Landschappelijk ontwikkelen is het met natuurlijk en landschappelijk kapitaal als uitgangspunt ontwikkelen van toekomstbestendige, gezonde leefomgevingen voor mens, plant en dier. Als je dit principe loslaat op één gebied, dat bovendien is bestemd voor stedelijke ontwikkeling, sla je de belangrijkste stap over: de vraag of een bepaald gebied wel de beste plek is om te bouwen. Deze vraag kun je alleen beantwoorden als je gebieden in samenhang bekijkt, op minstens regionale schaal. Je moet uitzoomen om te beoordelen op welke gebieden we zuinig moeten zijn. In Nederland zijn dat – ook vanuit onze internationale verantwoordelijkheid – vaak natte milieus en de overgangen tussen droog en nat, zoet en zout, en hoog en laag. Als we eerst kijken naar de natuurlijke ondergrond als langetermijndrager, kunnen we daarna weloverwogen keuzes maken voor verstedelijking – met het natuurlijk en landschappelijk kapitaal als uitgangspunt. De klimaatopgave maakt deze aanpak extra urgent. Het is dus goed dat het kabinet het idee van sturing vanuit bodem en water omarmt, maar daarmee zijn we er nog niet.'
Hoe kunnen we een stap in de juiste richting zetten?
'Momenteel is er nog veel planvoorraad, gebaseerd op de oude manier van plannen. Daardoor liggen grondposities van ontwikkelaars soms op locaties die vanuit bodem en water gezien voor de toekomst onverstandig zijn. We moeten natuurlijk anticiperen op de snelle klimaatverandering en de afkalvende biodiversiteit. Mijn advies: nu geen dingen doen waar we spijt van krijgen, en in plaats daarvan de planvoorraad herijken op regionaal niveau. Laten we vervolgens met elkaar de solidariteit opbrengen om de consequenties te dragen van verkeerde keuzes uit het verleden. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat je grondposities gaat uitruilen. Concreet: op plek X betekent bebouwing te veel risico of hoge kosten voor toekomstige generaties, dus die plannen verplaatsen we naar plek Y. Of je hevelt een deel van de plancapaciteit over. Behalve heel zorgvuldig kijken naar waar we bouwen, moeten we ook kijken naar hóé we bouwen. We moeten slim inspelen op de huidige en toekomstige draagkracht van natuurlijke systemen. Denk aan drijvende woningen of woningen waarvan het niet erg is als op de onderste verdieping af en toe wat water staat. Woningen op palen zijn ook een idee. Een halve meter kan al genoeg zijn, want daarmee voeg je een enorm waterbergend vermogen toe aan een gebied.'
Hoe krijgen we landschappelijk ontwikkelen echt van de grond?
'Laten we afstappen van onze business as usual en van business as unusual de nieuwe standaard maken. Het zou de bouwsector sieren als ze in elk project ergens mee experimenteren en zo investeren in kennisontwikkeling en innovatie. Dat kan gaan om woningtypen die je na een generatie eenvoudig kan aanpassen of verplaatsen, maar eveneens over afspraken tussen private en publieke partijen over de benodigde toekomstige aanpassingen. Denk ook aan financiële afspraken: misschien zijn er nieuwe vormen van pacht en gemeenschappelijkheid mogelijk? Gebiedsfondsen die de baten en lasten van een ontwikkeling eerlijk verdelen in ruimte en tijd, helpen afwenteling te voorkomen. Experimenteer ook met wonen in combinatie met bos- en natuurontwikkeling. Een interessante vernieuwing is het project BOSS in Almere, waar grote kavels van 1.500 m² in het gemeentelijke plan waren opgenomen. Dat wordt nu zo uitgewerkt dat kopers maximaal 600 m² zelf mogen inrichten. De rest wordt als gemeenschappelijk bos ontwikkeld, met de kaveleigenaren als VvE in de rol van beheerder. Een ander voorbeeld is het project Warande in Lelystad, waar het Rijksvastgoedbedrijf en Staatsbosbeheer samenwerken om natuur en wonen in harmonie te ontwikkelen. Vernieuwing vergt dus een open geest. Dit leidt tot onverwachte oplossingen, die we hard nodig hebben voor onze onzekere toekomst.'