Van wateroverlast naar droogte en niets daartussen
‘De winter van 2023 was een bijzonder natte winter. Uit alle cijfers blijkt dat het een uitzonderlijke situatie was, vooral ook omdat zo veel extremen samenvielen. We hebben een zeer ongewone, natte, maar ook zachte winter gehad. Maar het is wel in lijn met de nieuwe realiteit die al enige tijd in scenario’s en modellen terugkomt: het wordt extremer en die extremen komen vaker voor. De wateroverlast in met name december was groot. We zijn dicht langs het randje gegaan van wat ons systeem van waterbeheersing aankan. De natte herfst had de grond al zodanig verzadigd dat er geen water meer opgenomen kon worden. Alle regenval die daar bovenop kwam moest meteen worden afgevoerd. Als je dan ook nog te maken krijgt met een stevige wind uit het noordwesten die het moeilijk maakt om dat water uit het rivierensysteem op de Noordzee te krijgen, dan moeten er keuzes gemaakt worden.’
Wat voor keuzes?
‘In Brabant stond het waterschap bijvoorbeeld voor een moeilijke keuze: waar moet het water uit het zuidoosten van de provincie heen als het blijft regenen? Over het algemeen kunnen waterschappen overtollig water in het eigen grondgebied managen. Maar in dit geval kon het niet zonder gevolgen op de Maas worden geloosd, dat zou elders weer tot problemen kunnen leiden. De enige oplossing is dan nog om het water naar plekken te sturen waar het uiteindelijk ook voor overlast zou zorgen, bijvoorbeeld natte voeten en ondergelopen kelders in woonwijken of schade aan gewassen door ondergelopen landbouwgronden. De regen stopte gelukkig op tijd, dus die beslissing hoefde niet genomen te worden. Maar we moeten er rekening mee houden dat we in de toekomst vaker voor dit soort keuzes komen te staan. Het gaat dan niet direct om levensbedreigende situaties zoals overstromingen na een dijkbreuk, maar wel om overlast en schade door een teveel aan water. We wonen nu eenmaal in een badkuip en als er meer water inkomt dan we af kunnen voeren, loopt het uiteindelijk vol. Dus is het zaak dat we bij nieuwe gebiedsontwikkeling meer rekening gaan houden met extra plekken om overtollig water te bufferen. Water dat we in perioden van extreme droogte weer goed kunnen gebruiken.’
Betekent dit dat we op een andere manier naar onze hoogwaterbescherming moeten kijken?
‘Dat doen we natuurlijk deels al. De klassieke dijkbescherming, de bescherming tegen een ramp, moet altijd bovenaan staan. Maar daarnaast wordt het steeds belangrijker om rekening te houden met andere factoren die het watersysteem onder druk zetten, zoals grotere pieken in regenval en de stijging van de zeespiegel die de afvoer van overtollig water bemoeilijkt. Maar het watersysteem staat ook onder druk door de langere periodes van droogte. Dat vraagt om een ander perspectief op onze waterhuishouding: hoe houden we het water vast? Daarbij komt ook nog dat we met steeds meer mensen zijn en de ruimte die we kunnen benutten steeds schaarser wordt. Het zijn blijvende uitdagingen in ons waterbeheer. En het roept veel nieuwe vragen op zoals: kunnen we het drinkwater nog garanderen voor nieuwe gebiedsontwikkelingen? We zien bijvoorbeeld nu al dat verschillende drinkwaterbedrijven aan de bel trekken omdat ze de levering van drinkwater in de toekomst voor nieuwe woonwijken niet meer kunnen garanderen. We hebben nog onvoldoende zicht op de vraag: wat versta je onder een robuuste waterbalans in deze veranderende omstandigheden? Concreet: wat wordt er aan water voor welke functies gebruikt in de diverse regio’s, bijvoorbeeld voor het tegengaan van verzilting. En hoeveel water is er eigenlijk beschikbaar in een droge periode? Maar ook: hoe verdraagt het vasthouden van water voor periodes van droogte zich met het water afvoeren in natte periodes? Wateroverlast en watertekort kunnen niet los van elkaar worden gezien. Dat inzicht is wel ingedaald na 2018, toen we werden geconfronteerd met grote gevolgen van watertekort vanwege de droogte.’
Was de droogteperiode van 2018 een wake-upcall?
‘Ja vooral ook omdat het de jaren daarop weer erg droog was. Als je verder terugkijkt was ook 1976 een heel droog jaar. Maar omdat er in al die jaren erna geen grote droogte was, zijn we uitgegaan van de uitzondering. Zo’n periode van droogte komt nu eenmaal een keer in de veertig jaar voor, zo dachten velen. Aanvankelijk leken de droge lente en zomer van 2018 ook een uitzondering. Maar in het jaar erna hadden we opnieuw een droogte. En het werd duidelijk dat dit niet alleen gevolgen heeft voor landbouwgewassen en natuur. In Oost-Nederland is de beschikbaarheid van drinkwater afhankelijk van de grondwaterstand en daar was het bijna op. Op kleigronden bleken woningen te verzakken die meer dan honderd jaar stevig hadden gestaan. Het is duidelijk geworden dat de wetenschappelijke modellen kloppen: klimaatverandering gaat gepaard met grotere extremen die steeds vaker voorkomen. Wie dit jaar op wintersport is geweest, heeft dat ook gezien. De lagere delen van de Alpen waren door de hoge temperaturen bijna sneeuwloos. Al dat water, dat in een normaal jaar als sneeuw tot in het verre voorjaar wordt vastgehouden en geleidelijk wegsmelt, is nu al in de winter door de Rijn afgevoerd. Het is de vraag wat dat gaat betekenen als we opnieuw een droge lente en zomer krijgen, waarin een tijdlang weinig regen valt en er minder water door de grote rivieren komt.’
Moeten onze buurlanden zich meer richten op klimaatmaatregelen?
‘Water trekt zich niets van grenzen aan. Maar er is veel contact en overleg over de Maas en Rijn met België en Duitsland. Voor hoogwater zijn er Europese afspraken gemaakt: ontwikkelingen langs de rivier mogen stroomafwaarts geen negatieve gevolgen voor de waterveiligheid hebben.’
Voor de lange termijn is het logisch dat we ons oriënteren op de hogere gronden in Nederland. Klimaatverandering is dus ook een ruimtelijk vraagstuk
Een groot deel van onze woningbouwopgave zal in de Randstad worden gerealiseerd, is het mogelijk om te ontwikkelen in gebieden die meer risico lopen op schade, zoals in diepliggende polders of uiterwaarden?
‘De inzet van water en bodem is sturend om buitendijks niet meer te bouwen. En de Randstad blijven we goed beschermen. Nu ligt de Randstad ook voor grote delen meters onder zeeniveau. Een meter meer of minder maakt in de kern niet zoveel uit. Vanuit het oogpunt van waterveiligheid zijn verdere bouwontwikkelingen in West-Nederland niet problematisch. De dijkringen zullen dit deel van Nederland beschermen bij een zeespiegelstijging van een paar meter. Binnen die dijkringen moeten we dan wel de juiste locaties kiezen en rekening houden met het veranderende klimaat. Daarnaast is het voor de lange termijn logisch dat we ons oriënteren op de hogere gronden in Nederland. Klimaatverandering is dus ook een ruimtelijk vraagstuk. Maar voor vrijwel alle gebiedsontwikkelingen, zowel op plaatsen die gevoelig zijn voor wateroverlast als voor droogte, geldt dat we ons moeten aanpassen aan die grotere schommelingen met periodes van te veel en te weinig water.’
Hoe kunnen we ons aanpassen?
‘We hebben een enorm fijnmazig watersysteem dat in eeuwen is opgebouwd en dat pas je niet in een paar jaar aan. We moeten veel meer gaan kijken hoe we in nieuwe ontwikkelingen rekening houden met wateroverlast en watertekorten. Door op gebiedsniveau meer waterberging mogelijk te maken, zorgen we voor een robuuste natuur die daarbij kan meehelpen. En richt je omgeving zo in dat als die buitengewone plensbui valt de schade te overzien is. Dus zorg voor voldoende groen in de omgeving om de bodem de sponswerking te geven en hou er bij de afwatering meer rekening mee dat er in korte tijd heel veel regen kan vallen. De enorme wateroverlast in Limburg, Duitsland en België in 2021 toonde ook aan hoe belangrijk het is dat mensen op tijd worden gewaarschuwd en eventueel kunnen worden geëvacueerd bij calamiteiten. Want tegen de hoeveelheid water die toen viel is geen enkel gebied bestand. Overigens zie ik dat marktpartijen en gebiedsontwikkelaars al volop nadenken over het groen-blauwe raamwerk waarin we ontwikkelen. Er wordt tegenwoordig al veel meer rekening gehouden met de specifieke waterhuishouding in een gebied bij nieuwe ontwikkelingen dan vroeger. Soms is de markt daarin al verder dan de overheden. Een mooi voorbeeld is Waalfront in Nijmegen, waar in een publiek-private samenwerking meer is geïnvesteerd in waterveiligheid en klimaatbestendigheid dan wettelijk is voorgeschreven, juist om het gebied ook in de toekomst bewoonbaar te houden. We hoeven niet te wachten op strengere normen en nieuwe regelgeving. We kunnen dat nu ook al doen.’
Over Co Verdaas
Co Verdaas is sinds december 2023 deltacommissaris. Verdaas was eerder gedeputeerde in de provincie Gelderland, Tweede Kamerlid voor de PvdA, staatssecretaris en dijkgraaf in het waterschap Rivierenland. Hij studeerde planologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, promoveerde op een onderzoek naar het functioneren van het planstelsel in Nederland en is (deeltijd)hoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft.