Passend wonen voor 74-plussers: wat moet er gebeuren?
In 2021 was een kleine 8 procent van de Nederlanders 75 jaar of ouder. In 2040 is dat aandeel waarschijnlijk gestegen naar ruim 14 procent (CBS). Dat zijn in totaal 2,5 miljoen mensen. In Duitsland stijgt de vergrijzing in hetzelfde tempo. In 2040 zijn er volgens prognoses 10,5 miljoen Duitsers van 75 jaar of ouder; dat is ruim 12,7 procent van de bevolking (Federale Statistische Bureau). Deze toename heeft grote consequenties voor de woonbehoefte. Het gaat immers om een leeftijdsgroep die in toenemende mate te maken krijgt met gezondheidsklachten, met als gevolg dat hun leefomgeving en woning ongeschikt kunnen worden. Het betekent dat de komende jaren tienduizenden woningen van ouderen moeten worden aangepast met trapliften, rolstoelvriendelijke badkamers of gelijkvloerse slaapkamers. Dit is bouwtechnisch lang niet altijd mogelijk. Dan komt doorverhuizen naar een levensloopbestendige woning of zorginstelling in beeld.
Steeds ouder en langer gezond
We worden niet alleen steeds ouder (de gemiddelde levensverwachting ligt in West-Europa rond de 80 jaar) maar we blijven ook steeds langer gezond. Vanaf het 75e levensjaar nemen gezondheidsproblemen toe. Ouderen worden minder mobiel, krijgen meer last van hart- en vaatziekten, het zicht en gehoor verminderen en de cognitieve vermogens nemen af. Met de vergrijzing zal dit onder meer te zien zijn aan het fors stijgende aantal dementiepatiënten: in Nederland neemt dit toe van 280.000 in 2020 naar 520.000 in 2040, in Duitsland van 1,7 miljoen mensen in 2020 naar 2,8 miljoen in 2050 (Deutsche Alzheimer Gesellschaft). Wie in de cijfers duikt, ziet welke uitdagingen dit de samenleving biedt. In Nederland woont 80 procent van de 65-plussers op dit moment in een woning die ongeschikt is als er gezondheidsklachten optreden. Zo’n 65 procent heeft een huis dat is aan te passen, maar bij circa 10 procent is dit niet mogelijk. Veel 65-plussers zijn nu vitaal, maar moeten bij een zorgvraag in de toekomst gaan verhuizen. Extra alarmerend is dat het aantal mantelzorgers – zij zijn onmisbaar, willen we senioren langer thuis laten wonen – afneemt van veertien per hulpbehoevende persoon nu naar zes in 2040. Het resultaat is een sterk groeiende vraag naar plaatsen in zorginstellingen. Tot 2026 moeten er in Nederland 25.000 plaatsen bijkomen en tot 2031 zelfs 50.000, zo blijkt uit cijfers van de Taskforce Wonen en Zorg.
We moeten meer integraal kijken naar een buurt als ecosysteem, met een rol voor preventie en cohesie in de buurt
Dat de huidige woningvoorraad niet is berekend op de vergrijzing komt enerzijds doordat veel woningen dateren uit de jaren vijftig en zestig, toen nog geen rekening werd gehouden met het verouderen van de bevolking. Daarnaast is het snel bouwen van nieuwe levensloopbestendige woningen ingewikkeld, onder meer door lange procedures en (in Nederland) de stikstofproblematiek. Daarbij is de financiering van woningen voor senioren versnipperd, waarbij de verantwoordelijkheid bij diverse partijen rust. Wat zijn mogelijke oplossingen? Jos de Blok van thuiszorgorganisatie Buurtzorg Nederland denkt dat de woonproblemen van 74-plussers met een combinatie van maatregelen voor 2040 zijn op te lossen. 'We moeten allereerst schaalbare modellen hebben waarbij woningen snel geplaatst kunnen worden. Industrieel gebouwde seniorenwoningen kun je in anderhalf tot twee jaar in een buurt realiseren, met als extra voordeel dat het sociale netwerk – buren, familie, mantelzorgers – overeind blijft. Qua regelgeving kan dit ook. Buurtzorg Nederland is in gesprek met een dertigtal gemeenten die oren hebben naar industrieel gebouwde seniorenwoningen. Er zijn nog geen concrete resultaten te melden, maar ik verwacht die binnen afzienbare tijd wel.' De Blok denkt dat er vooral woningen voor senioren met een modaal inkomen bij moeten komen. 'Ik zie veel initiatieven van senioren met geld. Die laten zorgvilla’s bouwen. Maar dat is slechts één groep mensen. Nederland heeft juist behoefte aan maatschappelijke woningen onder de huursubsidiegrens, dus met een huurprijs tot zo’n € 800,-. Daar gebeurt tot op heden weinig.'
Inlevingsvermogen
Net als Nederland heeft ook Duitsland een groot tekort aan ouderenwoningen. Dat loopt tot 2035 op tot twee miljoen. Duitsland verwacht dat jaar een half miljoen vacatures voor verplegend personeel. Dit stelt Torsten Anstädt van HumaQ, een organisatie die buurten helpt om senioren zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Daarom ligt de focus op het ombouwen en renoveren van bestaande woningen, vertelt Anstädt. 'We hebben nieuwe woonvormen nodig en nieuwe manieren van bouwen, bijvoorbeeld met hout. Maar we moeten niet puur inzetten op grootschalig en seriematig bouwen voor senioren. Laten we geen nieuwe "Trabant-steden" bouwen, de grijze eenvormige flatbouw die we kennen uit de DDR-tijd. Belangrijk is in te zetten op buurten met identiteit en veel groen.' Anstädt neemt Wiesbaden als voorbeeld. 'Mensen bleken niet meer naar buiten te gaan omdat de openbare toiletten waren weggehaald. Van gebiedsontwikkelaars wordt inlevingsvermogen gevraagd. Wat heeft de doelgroep werkelijk nodig? Ga in buurten kijken. Standaardoplossingen voldoen niet meer.'
Weerbare wijken
De sociale context van bouwen voor 74-plussers is in Duitsland, net als in Nederland, een van de belangrijkste aandachtspunten. Er zijn woningen nodig, stelt Anstädt, die makkelijker zijn aan te passen aan sociale en maatschappelijke veranderingen (vergrijzing maar bijvoorbeeld ook het feit dat we meer thuiswerken) én die inspelen op lokale omstandigheden, zoals het eerdergenoemde gebrek aan zorgmedewerkers. 'Ontwikkelaars moeten zichzelf de vraag stellen: welke voorzieningen zijn in een gebied aanwezig en hoe kunnen we die benutten? Ik bedoel daarmee dat je niet alleen de vraag moet stellen hoe je woningen bouwt voor ouderen, maar een gebied ook aantrekkelijk maakt voor mantelzorgers en andere ondersteuners. Weerbaarheid ontstaat door monostructuren te doorbreken, onder meer door meerdere generaties in de buurt te huisvesten, functies te mengen en bijvoorbeeld een huisartsenpraktijk of kinderopvang toe te voegen. Daarmee slaan we twee vliegen in één klap: we dragen bij aan de "sociale economie" van een buurt en creëren meer waardevaste woongebieden.'
Van gebiedsontwikkelaars wordt inlevingsvermogen gevraagd. Wat heeft de doelgroep werkelijk nodig? Ga in buurten kijken. Standaardoplossingen voldoen niet meer
Stenen met cultuur
De Blok sluit zich aan bij de visie van Anstädt. Hij vindt dat de nadruk van gebiedsontwikkelaars en gemeenten in Nederland nog te veel op 'stenen' ligt. 'Het sociale aspect van bouwen en wonen is minstens zo belangrijk. Bij dementie bijvoorbeeld – in 2040 is het aantal patiënten in ons land verdubbeld tot ruim 500.000 – denken we al snel dat mensen niet meer in hun huis kunnen blijven wonen. We stoppen ze bij elkaar. Maar je kunt ook een dementievriendelijke buurt creëren. Door de buurt te mobiliseren, voorzieningen te creëren, verbinding tussen bewoners te stimuleren. Hier zie ik ook een taak voor gemeenten en zorginstellingen, en wellicht gebiedsontwikkelaars. Organiseer activiteiten voor bewoners. Breng ze samen. Dat gebeurt in Nederland al op kleine schaal; ik ken voorbeelden in Bergeijk en Winschoten. Maar ik merk dat veel gemeenten hiervoor nauwelijks een visie hebben. We moeten meer integraal kijken naar een buurt als ecosysteem, met een rol voor preventie en cohesie in de buurt. In bouwplannen moet bovendien worden gekeken naar veiligheid, bereikbaarheid, gemeenschappelijke ruimten en vooral kleinschaligheid, omdat dit de sociale cohesie bevordert.'
Conciërge voor de cohesie
Die cohesie moet, zo waarschuwt De Blok, dan wel onderhouden worden. Hoogleraar beleid en bestuur van de gezondheidszorg Roland Bal heeft daar mogelijk een oplossing voor. Hij bepleit de terugkeer van een sociale infrastructuur die het mogelijk maakt het leven in de wijk meer aan elkaar te verbinden; voorheen werd dit in wooncomplexen bijvoorbeeld gedaan door conciërges. 'Een conciërge, die facilitaire taken verricht maar ook toezichthouder en aanspreekpunt is, kan een sleutelrol vervullen, een intermediair zijn tussen bewoners en zorgprofessionals, een verbindende schakel die de losse eindjes aan elkaar verbindt.' Want die 'losse eindjes' ziet Bal als een van de belangrijkste oorzaken van de problemen in de Nederlandse zorg. 'Ons stelsel is gebaseerd op competitie, terwijl de oplossing juist in meer samenwerking ligt. Maar samenwerken is vaak letterlijk verboden.' Als voorbeeld noemt Bal de thuiswonende, licht dementerende 74-plusser. 'Rondom zo’n persoon bestaat een netwerk van zorgprofessionals. Maar deze professionals zijn vaak slecht op de hoogte van elkaars werk, spreken elkaars taal niet. Stel, iemand gaat dwalen en de politie haalt hem of haar van straat. Dan treedt er een hele molen in werking. Een conciërge zou een ideaal aanspreekpunt zijn. Die kent de bewoners, weet welke problemen er spelen en welke persoon er in specifieke (nood)situaties kan worden gebeld.'
Een conciërge kan een sleutelrol vervullen in de sociale infrastructuur in een wijk en intermediair zijn tussen bewoners en zorgprofessionals
Steun voor mantelzorgers
Naast zijn advies om de conciërge in ere te herstellen, bepleit Bal een langere betrokkenheid van gebiedsontwikkelaars. 'Nadat de woningen gebouwd zijn, is het nog niet klaar. Een buurt begint zich te ontwikkelen. Gebouwen veranderen, ruimtes krijgen andere bestemmingen. Buurten zijn ontzettend complexe systemen, dat weten we al jaren.' Bal daagt gebiedsontwikkelaars uit antwoorden te bedenken op de vraag: hoe kun je een rol blijven spelen als bouwprojecten zijn afgerond? Hij wijst, tot slot, op iets wat volgens hem zowel in Nederland als Duitsland speelt. 'Het woonprobleem van 74-plussers is niet alleen op te lossen door meer te bouwen en te verbouwen. Natuurlijk, stenen zijn belangrijk. Maar kenmerkend voor senioren is de sterk toenemende behoefte aan hulp en ondersteuning. Het moet makkelijker worden om mantelzorg te leveren. Bijvoorbeeld door een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt, waardoor mantelzorgers een vaste baan goed kunnen combineren met zorgtaken.'
- Jos de Blok is directeur en oprichter van thuiszorgorganisatie Buurtzorg Nederland, die met kleine teams, bestaande uit (wijk)verpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden, zorg levert aan huis.
- Torsten Anstädt is medeoprichter van HumaQ, dat buurten helpt om senioren langer zelfstandig te laten wonen. Hij is ook betrokken bij Team Future Quarters, een netwerk van experts dat sociale duurzaamheid naar de vastgoedsector brengt.
- Roland Bal is hoogleraar beleid en bestuur van de gezondheidszorg in Rotterdam. Zijn aandachtsgebieden zijn mantelzorg, de toegankelijkheid van zorg en gebrek aan personeel.